Apotheek Neumann

Medische Encyclopedie

Inhoud

flupentixol

Flupentixol hoort tot de klassieke antipsychotica. Het vermindert in de hersenen het effect van natuurlijk voorkomende stoffen, voornamelijk dopamine. Hierdoor nemen psychosen af.

Artsen schrijven het voor bij psychose, schizofrenie en manie.

Wat doet flupentixol en waarbij gebruik ik het?

Psychose

Verschijnselen
Bij een psychose ervaart men zichzelf en de wereld om zich heen anders dan de werkelijkheid. Men spreekt dan van wanen en hallucinaties. Psychotische mensen wantrouwen hun omgeving vaak en zijn verward. Een psychose kan voor de patiënt en voor de omgeving erg beangstigend zijn.

Oorzaken
Psychosen kunnen in verschillende situaties optreden. Bijvoorbeeld bij schizofrenie, depressiviteit, tijdens een manie bij manische depressiviteit, bij dementie, alcoholontwenning en extreme angst. Of bij vergiftigingen zoals van alcohol, drugs en sommige medicijnen. Het wordt in de laatste gevallen ook vaak een delirium genoemd. Een delirium duurt veel minder lang dan een psychose.
 

Werking
Flupentixol vermindert het effect van natuurlijk voorkomende stoffen in de hersenen, zoals dopamine. Hierdoor onderdrukt het de verschijnselen van een psychose of delirium. Een dragee werkt na ongeveer 4 uur. En werkt een halve tot een hele dag lang.

Een injectie werkt binnen 2 dagen en werkt 2-4 weken lang.

Lees meer over psychose . “

Schizofrenie

Verschijnselen
Schizofrenie is een psychische aandoening met stoornissen in het denken, het waarnemen en het gevoelsleven. De belangrijkste verschijnselen bij schizofrenie zijn de psychoses en verwardheid.

Bij een psychose ervaart men zichzelf en de wereld om zich heen anders dan de werkelijkheid. Men spreekt dan van wanen en hallucinaties.

Mensen met schizofrenie voelen zich vaak ook depressief, angstig, schuldig of gespannen. Daardoor kunnen zij zichzelf verwaarlozen, moeilijk sociale contacten leggen en zich afsluiten van de buitenwereld. Dit heet de ‘negatieve verschijnselen’ van schizofrenie.

Werking
Flupentixol onderdrukt de verschijnselen van een psychose. Maar het werkt nauwelijks tegen de ‘negatieve verschijnselen’. Hierboven leest u hoe flupentixol werkt bij psychosen.

Lees meer over schizofrenie . “

Manie

Verschijnselen
Een manie is een periode van overdreven opgewektheid, met veel onrealistische plannen en acties. Mensen steken zich in deze periode vaak in de schulden. En ondernemen activiteiten waar ze later spijt van hebben. Soms heeft men ook last van wanen (u gelooft of denkt dingen die niet kloppen) en hallucinaties (u ziet, voelt of hoort dingen die er niet zijn).

Meestal treedt een manie op bij iemand die lijdt aan manische depressiviteit. Bij deze ziekte wisselen ernstig depressieve periodes zich af met manische periodes.
Soms komen ze min of meer tegelijk voor en heeft men tijdens de manische periode ook depressieve gevoelens.

Behandeling
Bij een manie schrijven artsen lithium of valproïnezuur voor, of een antipsychoticum, zoals flupentixol. Soms worden beide gecombineerd.

Werking
Een dragee werkt na ongeveer 4 uur. En werkt een halve tot een hele dag lang.

Een injectie werkt binnen 2 dagen en werkt 2-4 weken lang.

Lees meer over manie . “

Wat zijn mogelijke bijwerkingen?

Regelmatig (bij meer dan 30 op de 100 mensen)

  • Seksuele stoornissen, zoals minder zin in vrijen en moeilijker een erectie krijgen.

Soms (bij 10 tot 30 op de 100 mensen)

  • Depressie of verergering van een bestaande depressie.

  • Bewegingsstoornissen, zoals zoals rusteloosheid (akathisie), plotselinge spiertrekkingen in hoofd, mond of gezicht (dystonie) en spierstijfheid (parkinsonisme).
    Akathisie kan zich ook uiten in niet stil kunnen zitten, wiebelen met voet of hand, onrustgevoelens. En parkinsonisme in trillen, moeite met bewegen, lopen of spreken.

    Door deze bijwerkingen kunt u ook spier- of gewrichtspijn krijgen.
    Sommige bewegingsstoornissen beginnen binnen een paar dagen na de eerste dosis of na een dosisverhoging. Het kan ook na lange tijd van gebruik ontstaan, of pas na stoppen. Soms verdwijnt het binnen een paar dagen.
    Overleg met uw arts als u bewegingsstoornissen merkt. Soms kan uw arts de dosering verlagen. Of u een ander medicijn voorschrijven waar u minder last van krijgt. Ook zijn medicijnen mogelijk die de bewegingsstoornissen tegengaan.
    Zelden ontstaan ‘late bewegingsstoornissen’ (tardieve dyskinesie) U merkt ze eerst aan zuig-, kauw- en smakbewegingen, bewegingen van de tong en grimassen en tics van het gezicht. Of aan buig- en strekbewegingen van vingers en tenen. Of aan dansachtige bewegingen van armen en benen en zwaai- of draaibewegingen van schouders en bekken.
    Als deze bijwerkingen ontstaan is dat meestal na lange tijd van gebruik (meer maanden). Soms komen ze pas aan het licht als u met dit medicijn bent gestopt. Na stoppen nemen de verschijnselen na verloop van tijd af. Maar bij een deel van de mensen gaat deze bijwerking niet meer helemaal over.
    Overleg met uw arts als u lijdt aan de ziekte van Parkinson of als u al een bewegingsstoornis heeft. De verschijnselen kunnen door dit medicijn erger worden. Misschien kan de arts een ander medicijn voorschrijven.

  • Droge ogen en wazig zien, doordat u minder traanvocht aanmaakt. Vooral mensen met contactlenzen hebben hier snel last van. Mensen met het syndroom van Sjögren kunnen meer klachten krijgen. Dit is een ziekte waarbij de slijmvliezen van onder andere ogen en mond droger zijn dan normaal.

    Het gaat meestal over als u gewend bent geraakt aan dit medicijn. Neem contact op met uw arts als de klachten blijven of als u veel last heeft van oogirritatie. Mogelijk is een ander antipsychoticum geschikter.

  • Sufheid, slaperigheid en vermindering van het reactie-, concentratie- en coördinatievermogen.

    Voorkom ongelukken in het verkeer. En ook bij andere activiteiten thuis en op het werk. Bijvoorbeeld wanneer u een ladder beklimt, met apparaten werkt en op het werk iets bewaakt of controleert. Ook als u ’s nachts uit bed moet om naar het toilet te gaan, kunt u minder controle over uw spieren hebben. Daardoor kunt u sneller vallen.

     

Zelden (bij 1 tot 10 op de 100 mensen)

  • Duizeligheid, vooral bij opstaan uit bed of uit een stoel.

    Dit gaat in het algemeen over als uw lichaam zich heeft ingesteld op het medicijn. Dit is meestal binnen een paar dagen tot weken. Als u zich duizelig voelt, sta dan niet te snel op uit bed of van een stoel. U kunt dan het best even liggen en de benen wat hoger leggen, bijvoorbeeld op een kussen. Blijft u last houden, bespreek dit dan met uw arts.

  • Gewichtstoename, door meer eetlust en een veranderde stofwisseling.

    Raadpleeg uw arts of een diëtist als u hier veel last van heeft.

  • Hartkloppingen of snellere hartslag.

    Raadpleeg uw arts als u hier last van heeft.

  • Hartritmestoornissen. U merkt dit soms alleen aan plotselinge duizelingen of als u even wegraakt. Vooral mensen met de hartritmestoornis verlengd QT-interval hebben hier meer kans op. Gebruik dit medicijn NIET als u deze hartritmestoornis heeft.

  • Verstopping (obstipatie).

     Eet vezelrijke voeding en drink veel.

  • Moeilijk kunnen plassen. Dit is vooral van belang als u al moeite heeft met plassen door een vergrote prostaat.

    Neem contact op met uw arts als u dit merkt.

  • Bij vrouwen kan de menstruatie stoppen.

    Dit kan geen kwaad. Na stoppen met het middel komt de menstruatie weer op gang. Als u het erg vervelend vindt, raadpleeg dan uw arts.

  • Kwijlen, vooral tijdens de slaap.

    Raadpleeg uw arts als u hier veel last van heeft.

  • Meer zweten.

    Raadpleeg uw arts als u hier veel last van heeft.

  • Moeheid

Zeer zelden (bij minder dan 1 op de 100 mensen)

  • Maligne neurolepticasyndroom. Dit is te merken aan onverklaarbare koorts, zeer stijve spieren, sufheid, hartkloppingen en ernstig zweten.

    Neem bij deze verschijnselen onmiddellijk contact op met uw arts. Als het optreedt, is dat meestal tijdens de eerste 2 weken van het gebruik. Of binnen 2 weken na een verhoging van de dosering.

  • Bloedstolsels in de bloedbaan (trombose). De verschijnselen van trombose kunnen zijn pijnlijke zwelling van het been of plotselinge kortademigheid. Mensen die al eerder trombose hebben gehad of die medicijnen gebruiken tegen trombose hebben hier meer kans op.

    Trombose vergroot de kans op vaataandoeningen, zoals een trombosebeen of beroerte. Neem bij verschijnselen van trombose meteen contact op met uw arts.

  • Epileptische aanvallen

Uitleg frequenties

Regelmatig : bij meer dan 30 op de 100 mensen
Soms : bij 10 tot 30 op de 100 mensen
Zelden : bij 1 tot 10 op de 100 mensen
Zeer zelden : bij minder dan 1 op de 100 mensen

Mag ik flupentixol gebruiken met andere medicijnen?

Dit medicijn heeft wisselwerkingen met andere medicijnen. In de tekst hieronder staan alleen de werkzame stoffen van deze medicijnen, dus niet de merknamen. Of uw medicijn een van die werkzame stoffen bevat, kunt u nagaan in uw bijsluiter onder het kopje ‘samenstelling’.

De medicijnen waarmee de belangrijkste wisselwerkingen optreden, zijn de volgende.

  • Andere medicijnen die het reactievermogen verminderen. Bij deze medicijnen is vaak op de verpakking een gele waarschuwingssticker geplakt. De effecten op bijvoorbeeld de rijvaardigheid versterken elkaar. Rijd geen auto als u meer van dergelijke medicijnen gebruikt.
  • Veel medicijnen tegen de ziekte van Parkinson, en flupentixol verminderen elkaars werking. Overleg met uw arts of u beide medicijnen kunt gebruiken. Misschien kan de arts de dosering van een van beide medicijnen verlagen. Of een ander antipsychoticum kiezen dat deze wisselwerking minder heeft.
    Als u wel beide medicijnen gaat gebruiken: raadpleeg uw arts als u (weer) last krijgt van wanen en hallucinaties. Of als de verschijnselen van de ziekte van Parkinson verergeren.

Twijfelt u eraan of een van de bovenstaande wisselwerkingen voor u van belang is? Neem dan contact op met uw apotheker of arts.

Kan ik met dit medicijn autorijden, alcohol drinken en alles eten of drinken?

autorijden?
Het kan gevaarlijk zijn aan het verkeer deel te nemen als u dit medicijn gebruikt. Dit komt door bijwerkingen, zoals slaperig zijn, problemen met bewegen, duizelig zijn, moeheid en wazig zien.

Gebruikt u de tabletten of dragees?
U mag de eerste 2 weken dat u dit medicijn gebruikt niet autorijden. Rijd ook geen auto zolang de dosering nog omhoog gaat. Pas nadat u 2 weken dezelfde dosering heeft gebruikt, mag u weer autorijden. Maar doe dat alleen als u geen last meer heeft van de bijwerkingen. Na 2 weken dezelfde dosering gebruiken, zijn de meeste mensen voldoende gewend aan de effecten.

Gebruikt u ook andere medicijnen die deze bijwerkingen geven? Let er dan op dat u meer last kunt hebben van deze bijwerkingen.

Krijgt u de injecties?
U mag NIET autorijden zolang u de injecties krijgt en ook de tabletten of dragees gebruikt. Pas nadat u bent gestopt met de tabletten en dragees en alleen de injecties gebruikt mag u weer autorijden. Maar doe dat alleen als u geen last meer heeft van de bijwerkingen.

Gebruikt u ook andere medicijnen die deze bijwerkingen geven? Let er dan op dat u meer last kunt hebben van deze bijwerkingen.

Let op: ook psychoses, schizofrenie of manie kunnen een reden zijn dat u niet mag autorijden. Overleg met uw arts of dat bij u het geval is. Wilt u meer informatie over autorijden bij bepaalde aandoeningen? Kijk dan op de website van het CBR

Voor meer algemene informatie kunt u het thema ‘Medicijnen in het verkeer’ lezen. In dit thema leest u bijvoorbeeld wat de wet zegt over medicijnen in het verkeer. Ook vindt u adviezen waarmee u rekening moet houden als u wel (weer) mag autorijden.

alcohol drinken?
Alcohol maakt het versuffende effect van dit medicijn sterker. Ook als u hier niets meer van merkt omdat u gewend bent geraakt aan dit medicijn, kunt u door het gebruik van alcohol erg suf worden. Beperk daarom het gebruik van alcohol en drink het liever niet.

alles eten?
U mag alles eten.

Mag ik dit medicijn gebruiken als ik zwanger ben, wil worden of borstvoeding geef?

Zwangerschap
Overleg met uw arts. U kunt dit medicijn beter NIET gebruiken als u zwanger bent of binnenkort wilt worden. Over het gebruik van dit medicijn tijdens de zwangerschap is nog te weinig bekend. Wel is bekend dat er problemen kunnen ontstaan als u dit medicijn gebruikt in de laatste periode van de zwangerschap. Het kind kan dan na de geboorte last hebben van bewegingsstoornissen en ontwenningsverschijnselen. Dit is bijvoorbeeld te merken aan slecht drinken en veel huilen. Mogelijk kunt u (tijdelijk) overstappen op een ander medicijn.

Borstvoeding
Wilt u borstvoeding geven, overleg dan met uw arts. Het medicijn komt in de moedermelk. Het is niet bekend of dit schadelijk voor de baby is. Misschien kunt u overstappen op een ander medicijn. Een medicijn waarvan wel bekend is dat u het veilig kunt gebruiken.

Hoe gebruik ik dit medicijn?

Kijk voor de goede dosering op het etiket van de apotheek.

Hoe?

  • Tabletten en dragees: innemen met een half glas water of met een andere drank.
  • Injecties: deze zal de arts of verpleegkundige in een bilspier geven. Meestal is dit 1 keer per 2 of 4 weken.

Hoe lang?

Schizofrenie
Is de psychotische periode voorbij, dan zult u dit medicijn meestal nog lange tijd moeten gebruiken. Anders is de kans op om een nieuwe psychose (terugval) te groot. De arts zal de dosering in die periode meestal wel verlagen.

  • Als u voor het eerst een psychose heeft gehad, dan moet u dit medicijn meestal nog tot 1 of 2 jaar na uw herstel gebruiken. Daarna kunt u proberen te stoppen. Alleen in speciale gevallen, als u erg snel bent hersteld, kan worden geprobeerd een half jaar na herstel te stoppen. Dit moet dan wel onder goede begeleiding en de kans op terugval is dan nog steeds groter.
  • Heeft u al eerder een psychose gehad, dan moet u meestal de rest van uw leven een antipsychoticum blijven gebruiken.

Manie
Als de ergste onrustige verschijnselen zijn verdwenen, kan de arts adviseren het gebruik van flupentixol langzaam af te bouwen. Lithium of valproïnezuur moet u dan meestal nog wel blijven gebruiken. Soms adviseert de arts om door te gaan met flupentixol, om een nieuwe manie te voorkomen.

Terug naar overzicht