Apotheek Neumann

Medische Encyclopedie

Inhoud

menopauzegonadotrofine

Menopauzegonadotrofine komt uit de plas van vrouwen. Men gebruikt de plas een paar jaar lang na de laatste menstruatie.

Menopauzegonadotrofine bevat twee soorten hormonen, namelijk follitropine en lutropine. Deze hormonen worden aangemaakt door een orgaan in de hersenen (de hypofyse).

Bij vrouwen is de combinatie van follitropine met lutropine nodig voor de ontwikkeling van een eicel. En voor de eisprong en het begin van een zwangerschap.

Bij mannen stimuleert follitropine de aanmaak van zaadcellen. Lutropine bevordert de aanmaak van mannelijke geslachtshormonen.

Artsen schrijven dit middel voor bij verminderde vruchtbaarheid.

Wat doet menopauzegonadotrofine en waarbij gebruik ik het?

Verminderde vruchtbaarheid

Voor een zwangerschap is een gerijpte eicel nodig. De eicel rijpt in de eierstokken. Als de eicel voldoende is ontwikkeld, komt hij vrij voor bevruchting. Dit heet de eisprong.

Een mannelijke zaadcel kan daarna de vrijgekomen de eicel bevruchten. De zaadballen maken daartoe steeds nieuwe zaadcellen aan. De bevruchte eicel moet zich daaarna vastzetten in de baarmoeder. De hormonen follitropine en lutropine zijn noodzakelijk voor de rijping van de eicel en de eisprong. En om er voor te zorgen dat de binnenbekleding van de baarmoeder klaar is voor innesteling van de eicel.

De zaadcellen worden aangemaakt onder invloed van follitropine, een van de hormonen in menopauzegonadotrofine. De hormonen in menopauzegonadotrofine stimuleren ook de aanmaak van mannelijke geslachtshormonen door de zaadballen.

Menopauzegonadotrofine wordt gebruikt bij vrouwen en bij mannen die geen kinderen kunnen krijgen.

Oorzaken
De vruchtbaarheid kan bijvoorbeeld verminderd zijn als het lichaam onvoldoende follitropine en lutropine aanmaakt. (Deze vorm van verminderde vruchtbaarheid heet hypogonadotroop hypogonadisme). Bij vrouwen komt dan geen gerijpte eicel vrij. Bij mannen ontstaan te weinig zaadcellen.

Verminderde vruchtbaarheid bij vrouwen kan ook ontstaan door vergroeiingen van de eierstokken (polycysteus ovarium syndroom, PCOS).

Verder zijn er nog veel andere oorzaken voor verminderde vruchtbaarheid. Deze worden vaak met IVF (In Vitro Fertilisatie) behandeld.

Behandeling bij vrouwen
Komt de verminderde vruchtbaarheid doordat geen eicellen rijpen of de eicellen zich onvoldoende ontwikkelen? Of doordat geen eisprong optreedt,? Dan schrijven artsen in het begin het medicijn clomifeen voor. Als dit middel onvoldoende werkt, kan de arts menopauzegonadotrofine voorschrijven.

Na de eisprong moet u dan geslachtsgemeenschap hebben of brengt de arts de zaadcellen in de baarmoeder (inseminatie).

Bij een IVF-behandeling vindt een bevruchting buiten het lichaam plaats. Er zijn voor een IVF-behandeling meerdere eicellen nodig. Daarom wordt de eirijping gestimuleerd met menopauzegonadotrofine. Na de eisprong haalt de arts de rijpe eicellen uit de eierstokken. En laat ze daarna buiten het lichaam bevruchten.

Bijkomende behandelingen bij vrouwen
Aan het begin van dit proces kan lutropine de eirijping juist remmen. Vaak gebruikt u voorbereidend op de behandeling daarom ook een middel dat het effect van lutropine tegengaat. Bijvoorbeeld nafareline en triptoreline. U moet dat dan doorgebruiken tot de eirijping ver genoeg is.

Ook is soms ook een behandeling nodig met het hormoon humaan choriongonadotrofine(HCG). Dit bevordert de eisprong. Pas daarna is de eicel geschikt om door een zaadcel te worden bevrucht. Op die dag en de dag daarna moet u geslachtsgemeenschap hebben. Of moeten de zaadcellen via inseminatie in de baarmoeder worden gebracht. Of zal de arts voor IVF de eicellen weghalen.

Effect
Als u 2 weken na de poging tot bevruchting nog niet ongesteld bent, betekent dat niet dat u zwanger bent. Meestal komt de menstruatie door de hormonen wat later. Ook is een zwangerschapstest niet betrouwbaar door de hormonen die u heeft gebruikt. Daarom kan alleen de arts een eventuele zwangerschap vaststellen.

Behandeling bij mannen
Menopauzegonadotrofine kan de productie van zaadcellen binnen een paar maanden op gang brengen.

Het wordt meestal gebruikt in combinatie met een ander hypofysehormoon, humaan choriongonadotrofine (HCG).

Lees meer over verminderde vruchtbaarheid . “

Wat zijn mogelijke bijwerkingen?

Behalve het gewenste effect kan dit middel bijwerkingen geven. De bijwerkingen zijn verschillend bij vrouwen en mannen.

De belangrijkste bijwerkingen zijn de volgende:

Bijwerkingen bij vrouwen

Soms (bij 10 tot 30 op de 100 mensen)

  • Pijn op de injectieplaats, roodheid, zwelling, jeuk en blauwe plekken. Vooral tijdens de eerst dagen van de behandeling.

  • Hoofdpijn

  • Opgeblazen uiterlijk, zoals een opgezette buik.

  • Maagdarmklachten, zoals misselijkheid en buikpijn en zelden braken, diarree en buikkrampen.

  • Bekkenpijn, rugpijn.

  • Pijnlijke gespannen borsten, opvliegers.

  • Dorst

  • Vermoeidheid

Zelden (bij 1 tot 10 op de 100 mensen)

  • Verhoogde bloeddruk. Heeft u al een verhoogde bloeddruk. 

    Raadpleeg dan uw arts of u dit middel veilig kunt gebruiken.

  • Gewichtstoename

  • Overreactie van de eierstokken, waardoor zich te veel eicellen ontwikkelen. Dit kan ernstige klachten geven, met onder andere kans op trombose. De verschijnselen van deze overreactie merkt u na de eisprong: ernstige buikpijn, diarree, braken. En plotselinge gewichtstoename van meer dan twee kilo. En kortademigheid en niet of heel weinig plassen.

    Waarschuw bij deze verschijnselen meteen uw arts.

  • Meerlingzwangerschap

    Door gebruik van dit middel kunnen zich meer eicellen tegelijk ontwikkelen. Dit kan leiden tot tweelingen of meerlingen.

  • Duizelig zijn.

Zeer zelden (bij minder dan 1 op de 100 mensen)

  • Huiduitslag, jeuk, galbulten en koorts door overgevoeligheid voor dit middel. Bij ernstige benauwdheid meteen uw arts raadplegen.

    Meld deze bijwerkingen aan uw arts. Deze zal de behandeling stopzetten, en kan soms proberen of u voor een ander preparaat niet overgevoelig bent.

  • Bij vrouwen die borstkanker hebben of hebben gehad, zou de tumor mogelijk kunnen groeien. Of terugkomen door het gebruik van dit middel.

    Maar dit is niet bewezen. Overleg hierover met uw arts.

  • Wazig zien.

  • Gewrichtspijn

  • Trombose (bloedpropje in de aderen). Dit kunt u herkennen aan een dikke, harde, rode en pijnlijke plek op het been. Soms aan pijn in de kuit en een zwaar gevoel in het been. Zelden aan plotseling optredende kortademigheid, soms met pijn of het ophoesten van bloed. Heeft u ooit trombose gehad, dan mag u dit middel mogelijk niet gebruiken. 

    Waarschuw in deze gevallen direct een arts of ga meteen naar de Eerste-Hulpdienst. Raadpleeg uw arts als u ooit trombose heeft gehad.

Bijwerkingen bij mannen

Soms (bij 10 tot 30 op de 100 mensen)

  • Pijn op de injectieplaats, roodheid, zwelling, jeuk en blauwe plekken, vooral gedurende de eerst dagen van de behandeling.

  • Acne (vettige huid met puistjes).

  • Gewichtstoename

  • Flauwvallen

  • Hoofdpijn, onregelmatige hartslag en bloedneus.

Zelden (bij 1 tot 10 op de 100 mensen)

  • Maagdarmklachten, zoals misselijkheid en braken en diarree.

  • Verhoogde bloeddruk. Heeft u al een verhoogde bloeddruk.

    Raadpleeg dan uw arts of u dit middel veilig kunt gebruiken.

  • Zwelling van de borsten met een gespannen gevoel.

    De zwelling verdwijnt na enige weken of na stoppen met de behandeling.

  • Duizelig zijn.

Zeer zelden (bij minder dan 1 op de 100 mensen)

  • Huiduitslag, jeuk, galbulten en koorts door overgevoeligheid voor dit middel. Bij ernstige benauwdheid meteen uw arts raadplegen.

    Meld deze bijwerkingen aan uw arts. Deze zal de behandeling stopzetten, en kan soms proberen of u voor een ander preparaat niet overgevoelig bent.

  • Spataders boven en achter de zaadballen.

  • Wazig zien.

  • Gewrichtspijn

  • Trombose (bloedpropje in de aderen). Dit kunt u herkennen aan een dikke, harde, rode en pijnlijke plek op het been, soms aan pijn in de kuit en een zwaar gevoel in het been, zelden aan plotseling optredende kortademigheid, soms met pijn of het ophoesten van bloed. 
    Heeft u ooit trombose gehad, dan mag u dit middel mogelijk niet gebruiken. 

    Waarschuw in deze gevallen onmiddellijk een arts of ga meteen naar de Eerste-Hulpdienst. Raadpleeg uw arts als u ooit trombose heeft gehad.

Uitleg frequenties

Regelmatig : bij meer dan 30 op de 100 mensen
Soms : bij 10 tot 30 op de 100 mensen
Zelden : bij 1 tot 10 op de 100 mensen
Zeer zelden : bij minder dan 1 op de 100 mensen

Mag ik menopauzegonadotrofine gebruiken met andere medicijnen?

Menopauzegonadotrofine heeft een wisselwerking met veel andere hormonen. Hormonen kunnen elkaar tegenwerken of de combinatie kan juist nodig zijn voor een goed effect. Daarom is een deskundige begeleiding door een specialist noodzakelijk om de precieze combinatie van de verschillende hormonen te bepalen.

Kan ik met dit medicijn autorijden, alcohol drinken en alles eten of drinken?

autorijden, alcohol drinken en alles eten?
Bij dit middel zijn hiervoor geen beperkingen.

Mag ik dit medicijn gebruiken als ik zwanger ben, wil worden of borstvoeding geef?

Zwangerschap
Gebruik dit middel niet als u al zwanger bent. Mogelijk beïnvloedt het de ontwikkeling van de baby. Het is belangrijk dat u zeker weet dat u niet zwanger bent als u met dit middel begint.

Borstvoeding
U kunt dit medicijn veilig gebruiken als u borstvoeding geeft. Het is niet waarschijnlijk dat dit medicijn in de moedermelk terecht komt. Dit medicijn kan er wel voor zorgen dat de borstvoeding vermindert.

Hoe gebruik ik dit medicijn?

Hoe?
Dit middel moet in een spier of onder de huid worden ingespoten. De arts bepaalt welke plaats in uw geval nodig is.

Meestal zult u zelf of uw partner de injecties geven. De arts of verpleegkundige zal u precies uitleggen hoe dat moet. Aarzel niet bij onduidelijkheden uitleg te vragen.

Wanneer?

Rijping eicellen 
De behandeling start binnen een week na de eerste dag van de menstruatie. U krijgt minimaal een week lang ieder dag een injectie. De hoeveelheid menopauzegonadotrofine hangt af van hoe hard de eicel zich ontwikkelt. Dat volgt de arts door middel van een echo of bloedonderzoek.

IVF 
De arts start de behandeling op de tweede of derde dag na het begin van de cyclus. U krijgt dan iedere dag een injectie tot de eicellen voldoende zijn gerijpt.

Aanmaak zaadcellen 
Meestal begint men met dit middel een aantal weken na starten met het hormoon humaan choriongonadotrofine (HCG).

Hoe lang?

Rijping eicellen 
U gebruikt gedurende 6 tot 14 dagen iedere dag een injectie met dit middel. De arts houdt met een echo of bloedonderzoek in de gaten of de eicellen voldoende zijn gerijpt.

Daarna stopt u met dit middel en krijgt u een hormoon om de eisprong in gang te zetten (humaan choriongonadotrofine, HCG).

Op die dag en op de dag erna moeten de eicellen worden bevrucht. U moet dus op die dag geslachtsgemeenschap hebben of op die dag moet de inseminatie plaatsvinden.

IVF 
Het duurt gemiddeld 6 tot 14 dagen voor de eicellen voldoende zijn gerijpt. Maar het kan ook langer of korter duren (5 tot 20 dagen). De arts houdt dit in de gaten met een echo of bloedonderzoek.

Daarna ontvangt u een hormoon om de eisprong in gang te zetten. Ongeveer anderhalve dag later kan de arts de eicellen uit de eierstokken halen.

Aanmaak zaadcellen 
Meerdere maanden tot anderhalf jaar lang 3 keer per week een injectie. Na enkele weken bepaalt de arts of de zaadproductie op gang is gekomen. Het kan anderhalf jaar duren voor effect is bereikt. Als er na anderhalf jaar nog geen effect is, heeft voorzetting van de behandeling geen zin.

Terug naar overzicht